De Romeinse versterkingen tussen Alphen aan den Rijn en Woerden
Het dorp Alphen is ontstaan op de plaats en de resten van een Romeinse ‘castellum’ of versterking. De naam van deze versterking was Albanianis. Dat betekent “nederzetting aan het witte water”. Het dateerde uit de eerste eeuw van onze jaartelling, om precies te zijn het jaar 43, toen Claudius van 41 tot 54 keizer van het Romeinse Rijk was. Op een middeleeuwse kopie van de kaart van Puttinger werd het castellum als Albanianis aangegeven. Omringd in blauw is Nigropullo (wat betekent “een hoger gelegen plaats op zwarte grond”) is de Romeinse versterking in Zwammerdam. De versterkingen waren gelegen aan de linkeroever van de Rhenus, onze Oude Rijn. Over de geschiedenis van Zwammerdam zie hier.
Afb. 1: Detail van een middeleeuwse kopie van de kaart van Peutinger.
Deze versterkingen maakten deel uit van een reeks versterkingen gebouwd aan de Rijn van Katwijk aan Zee aan de Noordzee tot Bazel aan het Meer van Constance. Deze reeks versterkingen vormde toen de grens tussen het Romeinse Rijk, wat als de ‘beschaafde wereld’ werd beschouwd en de Keltische ‘barbaarse’ stammen en volkeren die ten noorden en oosten van de rivier woonden.
Afb.2: Ligging van de Romeinse versterkingen aan de Oude Rijn in Nederland
(detail van een tekening gemaakt door Hans Arie Kroon, Parijs, 1992)
Een band van ongeveer 30 kilometer aan de rechteroever van de Rijn werd verboden gebied verklaard voor de ‘barbaren’. In ons gebied waren dit hoofdzakelijk de Friezen, die deel uitmaakten van de Germaanse volksstammen. Aan het einde van de tweede eeuw was de druk van de ‘barbaren’ wel zodanig, dat de Romeinse vestiging in onbruik raakte en de band van 30 km. werden nu ingenomen door de plaatselijke bevolking, die in aantal toenam.
Deze bewoners leefden in hutten in de uitgestrekte wouden en bossen, die Holland (Holzland = het land van hout) bedekte, en waar de naam van ‘woude’ nog in vele dorpsnamen te herkennen zijn, zoals Jacobswoude, Hazerswoude, Rijnsaterwoude, Zoeterwoude, enzovoort.
Door de verzanding van de uitmonding van de Oude Rijn bij Katwijk aan Zee in ongeveer 860 en een grote vloedgolf in het westen van ons land, werden de bossen aangetast die daardoor afstierven. Heden ten dage kan men in de poldergronden van het Rijnland nog resten van bomen van de verdwenen wouden vinden. Dit liep op den duur uit tot het ontstaan van veengronden in een groot deel van de huidige provincie Zuid Holland.
Afb.3: Situatieplan van het Castellum in Alphen aan den Rijn.
Bron: P.C. Beunders en A.J.J. van ‘t Riet: “Omzien naar Aarlanderveen” (Boskoop, 1992).
.Afb.4: Zo moet volgens Henk Dinkelaar het castellum in Alphen aan den Rijn er uit gezien hebben, omringd door een palissade en twee gegraven grachten.
(“Volk op Viersprong”, een uitgave van de Stichting Rijnlandse Historiën, Alphen aan den Rijn, 1988).
De versterkingen aan de Oude Rijn stonden met elkaar in verbinding door een zogenaamde Heerweg (‘heer’ betekend leger, waar over de Romeinse soldaten zich snel konden verplaatsen. Tussen de versterkingen, ongeveer elke 800 tot 1000 meter, stond er een wachtpost, deze waren van hout gebouwd en hebben dus weinig sporen nagelaten.
Afb.5: Reconstitutie van de Romeinse wachtpost van Fort Vechten (in Latijn: Fectio).
De eerste stenen kerk in Alphen aan den Rijn werd gebouwd op het terrein van het voormalig castellum. Bij het maken van de fundering van de nieuwe kerk werd in de Castellumstraat nog gestuit op zware stenen, dit waren resten van het hoofdgebouw, het zgn. ‘principia’. De barakken voor de manschappen waren van hout gemaakt en lieten dus niet veel sporen na. Ik weet echter niet of er ter plekke van het voormalig castellum van Alphen aan den Rijn nog veel oudheidkundige vondsten aan het licht zijn gekomen.
In het Themapark Archeon in Alphen aan den Rijn wordt het verdwenen Romeinse verleden van Nederland weer tot leven gebracht. Bezoek de website op: www.archeon.nl
Een bezoek aan dit themapark is absoluut de moeite waard voor diegenen die meer willen weten over de Romeinse tijd en de Middeleeuwen in Nederland. De familie Kroon hield op zaterdag 23 juni 2007 haar jaarlijkse bijeenkomst in het Themapark Archeon in Alphen aan den Rijn. Hoewel met minder als de helft van het aantal deelnemers als op zaterdag 22 juni 2002 bij Ab en Ies Kroon in Abbenes in de Haarlemmermeerpolder, namen ongeveer dertig personen in 2007 deel aan deze familiebijeenkomst. Al de aanwezigen zijn nazaten van Cornelis Kroon die zich in 1740 met zijn broer Abraham in Woubrugge vestigden om mee te werken aan het droogmaken van de Vierambachtspolder. Jammer genoeg kon ik op deze bijeenkomst niet aanwezig zijn.
Om meer te weten van de geschiedenis van Alphen aan den Rijn zie hier .
Afb.11: Foto van de bijeenkomst in het themapark Archeon
Foto © Eric Taal voor het Algemeen Dagblad.
Tussen Alphen en Woerden
“Alphen aan de Rijn, Zwammerdam en Woerden zijn gelegen op de linker oever van de Oude Rijn. Sinds de afdamming van de Rijn bij Wijk bij Duurstede in 1122 zijn de Kromme en Oude Rijn alleen nog van belang voor afvoer van het water uit de regio. Het bedijken van de grote rivieren vanaf het eind van de 11e eeuw heeft de waterstromen steeds meer gefixeerd. De natuurlijke ontwikkeling van stroomruggen kwam hiermee tot zijn eind. In de Romeinse tijd maakte de Oude Rijn deel uit van de Rhenus, welke bij Katwijk aan Zee in de Noordzee uitmondde.
Gedurende drie eeuwen vormde de Rijn de noordelijke en oosterlijke grens van het Romeinse rijk, de zogenaamde ‘limes’ genaamd. Rond deze periode en kort daarna, vonden er in het gehele riviernetwerk grote veranderingen plaats. De precieze datering van deze veranderingen staan nog ter discussie, maar er vonden rond 400 na J.C. veel avulsies plaats tot een eind kwam aan het Romeinse rijk. De avulsies hadden tot gevolg dat er diverse nieuwe rivieren ontstonden, zoals de Lek, de Linge, de Oude Maas, de Waal en de Gelderse en Hollandse IJssel. Naar mate de nieuwe geulen geleidelijk belangrijker werden, nam de waterafvoer van de Kromme Rijn en de Oude Rijn regelmatig af. De Oude Rijn degradeerde waarschijnlijk iets eerder, waardoor deze in de tijd van de Romeinen al een middelmatige rivier was geworden. Door de beperkte en nog steeds afnemende waterafvoer ligt de rivier na de Romeinse tijd relatief stabiel binnen de stroomgordel. Als gevolg hiervan, in combinatie met de latere bedijking, ligt de Oude Rijn nu nog altijd nagenoeg op dezelfde plaats als in de Romeinse tijd. Alleen de Heerweg lag meer naar het zuiden en op enige afstand van de rivieroever, zoals we op bovenstaande foto goed kunnen zien.
Afb.7: Situatieplan van het castellum Nigrum Pullum te Zwammerdam
Bron: P.C. Beunders en A.J.J. van ‘t Riet: “Omzien naar Aarlanderveen” (Boskoop, 1992).
Ondanks het degraderen van de Oude Rijn in de Romeinse tijd was er, als gevolg van de getijdenwerking in combinatie met de (onregelmatige) afvoer van hoogwater, sprake van een grote dynamiek van het landschap tussen Alphen aan de Rijn en Woerden. In de Romeinse tijd maakte dit gebied deel uit van een estuarium bij Leiden. Woerden (Lauri op de kaart van Peutinger) is de meest landinwaarts gelegen plaats waar getijdenwerking van de Noordzee nog goed merkbaar was. De rivier brak daardoor geregeld door zijn eigen oeverwallen heen waardoor crevasse geulen ontstonden. Deze zijriviertjes worden gekenmerkt door een kort bestaan. De geulafzettingen vormen door de verschillende mate inklinking van de kleiafzettingen ten opzichte van het omringende veen (onder andere door ontwatering en ontginning in latere perioden), (inversie)ruggen in het landschap.
Het castellum was gelegen op het terrein waar nu nog het centrum voor geestelijk gehandicapten de “Hooge Burch” staat.
In een recent onderzoek in de Betuwe is gebleken dat vooral op rivier ruggen de kans groot is op het aantreffen van goed bewaarde bewoningssporen, doordat deze niet verstoord worden door verlegging van een geul. Andere gunstige plaatsen voor bewoning liggen in de binnenbochten van een rivier. Door zijwaartse verlegging van de hoofdgeul van de Rijn ontstaan in de binnenbocht kronkelwaard afzettingen, bestaande uit een patroon van geulen en ruggen. De castella in Alphen aan den Rijn en Zwammerdam liggen bijvoorbeeld beide in een binnenbocht van de rivier. Wat betreft de ligging van deze castella wordt ook wel gewezen op riviertjes uit het achterland. Het werkelijke bestaan van een dergelijke rivier bij Zwammerdam wordt in twijfel getrokken. In Bodegraven zijn eveneens sporen gevonden voor de aanwezigheid van een Romeinse versterking.
De aanwezigheid van een stelsel kreken welke vanuit het zuiden op de Rijn afwaterden, is voor de aanleg van deze versterking waarschijnlijk wel bepalend geweest. De ligging van de castellae in Alphen aan den Rijn en Zwammerdam worden wellicht (mede) bepaald door respectievelijk de rivier de Aar en de Meije die een verbindingsroute door het noordelijke veengebied vormden. Aanwijzingen over de ligging van zijriviertjes en stroomgeulen worden soms op luchtfoto’s terug gevonden. Door het ontbreken van harde bewijzen voor de aanwezigheid van dammen of duikers in het gebied en het beperkte geologisch onderzoek, is echter onbekend welke geulen in de Romeinse tijd waterdragend zijn geweest.
Voor onderzoek naar de Romeinse limes weg die de versterkingen van Alphen aan den Rijn, Zwammerdam en Woerden met elkaar verbonden, is een gedetailleerd inzicht in de ligging van de rivier de Rijn in de Romeinse tijd gewenst. Vooral waar de rivier een (scherpe) bocht maakt is de kans groot dat de rivierloop zich lokaal toch tot enkele honderden meters heeft verlegd. Aanwezige kleiruggen boden in het verleden vaak ideale mogelijkheden voor bewoning in het natte veen landschap.
Uit het onderzoeksgebied zijn geen recente geologische gegevens beschikbaar. In 2001 heeft de heer R.S. Kok ten behoeve van de ‘Archeologische Inventarisatie Gemeente Alphen aan den Rijn’, een inventarisatie gemaakt van stroomruggen, kreken en crevasse afzettingen die bekend zijn uit diverse oudere geologische onderzoeken. In 2002 werd een bodemkundig onderzoek uitgevoerd in Bodegraven, waarin de nadruk ligt op het landschap in de Romeinse tijd.”
(Bron: Scriptie “Verder dan het oog rijkt” door Miranda de Kreek, Universiteit te Leiden, 2004). Met toestemming van Miranda de Kreek overgenomen.
Bodegraven
De oudste aanwijzingen van bewoning in Bodegraven bestaan uit archeologische vondsten. Op de zuidelijke oever van de Rijn, waar het riviertje de Oude Bodegrave in de Rijn vloeit, was een vrij grote Romeinse versterking, onderdeel van de verdedigingslinie van de Rijn als grens van het Romeinse Rijk. De Romeinen zijn hier waarschijnlijk van circa 50 tot circa 250 na J.C. geweest.
Het centrum van de Romeinse nederzetting moet zich ten oosten van de Rooms Katholieke kerk aan de Overtocht en rond de Willemstraat en Nassaustraat, aan weerszijden van de Oud-Bodegraafseweg hebben bevonden. Daar zijn immers de meeste vondsten gedaan en in die omgeving kwamen de restanten van een flinke brug- en/of damconstructie van Romeinse oorsprong, over de Oude Bodegrave, die bij verschillende graafwerkzaamheden in het daglicht kwamen. Ook werden daar langs de westelijke oever van de Oude Bodegrave niet al te zware beschoeiingconstructies waargenomen en bij aanvullend onderzoek zelfs een fragment van een indrukwekkende beschoeiing langs de oever van de Oude Rijn.
Afb.10: Plan van het castellum terrein te Bodegraven
Bron: P.C. Beunders en A.J.J. van ‘t Riet: “Omzien naar Aarlanderveen” (Boskoop, 1992).
Archeologische vondsten in Woerden
De oudste aanwijzingen van bewoning in het centrum van de stad Woerden worden gevormd door archeologische vondsten. In de tweede helft van de eerste eeuw ontstond hier een Romeinse versterking langs de Oude Rijn, het Castellum Lauri, een van de vele versterkingen langs die rivier, die als noordelijke grens van het Romeinse Rijk fungeerde.
Na het vertrek van de Romeinen zou onder anderen Bonifatius in Woerden zijn werk als zendeling hebben verricht; bewijzen zijn hiervoor echter niet te vinden. Zeker is dat Woerden tot de eigendommen van de bisschop van Utrecht behoorde. Als grensplaats van het Sticht, gelegen tegen het graafschap Holland, is het plaatsje rondom een klein kerkje voor de verdediging van belang: bisschop Godfried van Rhenen laat er dan ook rond 1160 een versterking bouwen, de voorloper van het huidige Kasteel.
In 1280 verwerft graaf Floris V zich het plaatsje en behoort Woerden tot het graafschap Holland. De heer van Woerden, Herman IV, is niet erg loyaal en is een der hoofddaders van de moord op de graaf in 1296.
De voortdurende oorlogen in het Stichts-Hollands grensgebied maken dat rond 1370 Woerden onder leiding van de baljuw Willem van Naaldwijk voorzien wordt van wallen en een gracht; in 1372 verleend hertog Albrecht van Beieren Woerden stadsrechten. Rondom dat jaar wordt ook een nieuwe kerk gebouwd, de Petruskerk, waarvan de huidige toren gedeeltelijk nog aanwezig is.
Afb. 11: Archeologische vondsten in het centrum van Woerden
Gearceerd in blauw is de loop van de Oude Rijn in de Romeinse tijd aangegeven.
Archeologische vondsten in het centrum van Woerden: 1: de resten van een vrachtschip bij de Bibliotheek aan de Groenendaal; 2-6: de resten van een vrachtschip bij de gasfabriek van de Oranjestraat; 3 en 5: de resten van een boomkano, eveneens bij de gasfabriek van de Oranjestraat; 7: de resten van een vrachtschip op de Nieuwe Markt; 7: de resten van een galère, eveneens op de Nieuwe Markt.
Bronnen
- Bronnen: “Volk op Viersprong”, een uitgave van de Stichting Rijnlandse Historiën, Alphen a/d Rijn, 1988).
- P.C. Beunders en A.J.J. van ‘t Riet: “Omzien naar Aarlanderveen” (Boskoop, 1992).
- Scriptie “Verder dan het oog rijkt” door Drs. Miranda de Kreek, Universiteit te Leiden, 2004.
- Scriptie “Romeinen langs de Rijn, over het water, de weg en de kaart”
door Drs. H.C.J.M. Weijters, Universiteit te Leiden, 2004.
© Hans Arie Kroon – Parijs, 28 maart 2009.