Geschiedenis van Zoeterwoude – 1 – oudste geschiedenis
Dit artikel maakt deel uit van een serie artikelen over de geschiedenis van Zoeterwoude. Dit eerste deel bestaat uit een eerste inleiding en vervolgt daarna met de oudste geschiedenis van Zoeterwoude. Daarna volgt een apart artikel over Zoeterwoude in de Middeleeuwen, en ten slotte een artikel over de geschiedenis van Zoeterwoude sinds de Middeleeuwen.
Geschiedenis van Zoeterwoude en het geslacht Van Zwieten
Oorsprong van het dorp en vroegste geschiedenis
Een dorp in het Hart van Rijnland, gelegen tussen Leiden en Hazerswoude, en waarvan het 725-jarig bestaan officieel in 2002 werd gevierd. 725 jaar geleden, op 1 september 1276, gaf de bekende graaf van Holland, Floris V, het ambacht Zoeterwoude in leen uit aan Dirk van Santhorst om het in zijn naam te besturen.
Maar het dorp is eigenlijk veel ouder als 725 jaar. De oudste vermelding dateert uit de 8ste eeuw. In het jaar 772 moest de Anglo-Saksische monnik Lebuïnus uit Deventer vluchten naar de bekende kloosterschool te Utrecht. Mogelijk is hij van daar uit werkzaam geweest in Zoeterwoude. Hij stichtte daar een eenvoudige kerk, welke gezocht moet worden in Suetan.
Waar lag Suetan? Uit het Utrechtse goederenregister kunnen we dat niet direct afleiden. De meest in aanmerking komende plek is de monding van de Zoete (=Weipoortse Vliet) in de Rijn; dus waar nu de Heinekenbrouwerij staat. Suetan betekent letterlijk: bij- of aan- de Zoete; de plaats moet dus dicht bij het riviertje hebben gelegen. Daar waar de Zoete de Rijn in stroomde, doorkruiste ze ook de oeverwal van de rivier, die het meest geschikt was voor bewoning. En tenslotte: op deze plek zijn archeologische vondsten gedaan, die wijzen op bewoning in de periode rond het jaar 800. Zekerheid over de juiste plek hebben we echter niet.
Van Suetan – een fries woord dat “zoet” betekend – is afgeleid de naam Zwiet, die de naam gaf aan het riviertje de Zwiet, het dorpje Zwieten, later Soeterwoude genoemd, (een woud aan de Zwiet), het slot Zwieten, huis van het befaamde geslacht Van Zwieten. De geschiedenis van deze befaamde familie is nauw verbonden met de geschiedenis van het dorp Soeterwoude. Het dorp Soeterwoude staat op een uit 1573 daterende kaart door Christiaan Sgroten, bewaard in de Koninklijke Bibliotheek in Brussel.
De eerste bewoners van deze woeste, onontgonnen gebieden waren vooral jagers en vissers. De eerst woning waren van hout, leem en riet opgetrokken. Deze stonden vooral op de hoger gelegen gronden.
Het eerste kerkgebouw is waarschijnlijk door de Vikingen (vroeger aangeduid als Noormannen) verwoest geworden, die verscheidene keren de Rijn opgevaren hebben. In het jaar 810, zoals de bekende Alphense geschiedschrijver Petrus Plemper ons leert, voerde Godfried van Denemarken met twee honderd schepen “vol Noormannen gepropt”, hier een rooftocht uit.
Dit “woeste volk, verlekkerd op buit”, stak in het jaar 835 met een zware vloot uit Engeland over naar het Rijnland. “Hij voer den Rijn op en daar alles van roof, brand en moord moest wagen”.
Hun roof- en plundertochten duurden tot 837.
Hun verwoestingen troffen ook het gebied van het Bisdom Utrecht tot aan Dorestad (nu Wijk bij Duurstede).
In 857 kwamen de Vikingen nog eens terug in het Rijnland om dezelfde misdaden te herhalen.
Tot aan de dood rond 880 van de Deense Noorman, Rorik, bleef een groot deel van Frisia, dat is dat gedeelte van Nederland ten noorden van de Oude Rijn in bezitting van de Vikingen.
De Noorman Godfried had men de Duitse keizer een overeenkomst gesloten en als gevolg daarvan kreeg hij zelfs de beschikking over Kennemerland en de Betuwe, het voormalige gebied van de Bataven. Godfried werd in 882 als christen gedoopt.
De Noorman werd in 887 uitgenodigd om naar Spijk (Lobith) te komen voor besprekingen. Daar werd hij tijdens een ruzie door Graaf Hendrik en Hertog Everhard gedood. Daarmede kwam een einde aan het Noormannen rijk.
Na de dood van de Deen Godfried, kwam Friesland in handen van de Friese koning Gerulf, vazal van de keizer Lodewijk de Vrome. In 843 door het Verdrag van Verdun kwam het westelijk deel van het Duitse keizerrijk in handen van Lotharus, een van de drie zonen van Lodewijk.
Gerulf overleed als monnik in 856 in het klooster Corvey in Westfalen, waar hij sinds 843 verbleef en moet beschouwd worden als de stamvader van de Hollandse graven.
Omstreeks 860 veroorzaakte een grote vloedgolf en de doorbraak van de duinen aan de kust van de Noordzee overstromingen in het westen van ons land. Door deze vloedgolf kwamen de uitgestrekte wouden van het Rijnland onder water te staan en stierven af. Heden ten dage kan men in de poldergronden van Soeterwoude tot aan Alphen aan den Rijn nog restanten van deze bossen vinden. Deze bossen gaven hun naam aan talrijke dorpen in het Rijnland, zoals Hazerswoude, Jacobswoude, Rijnsaterwoude, enzovoort. Deze overstromingen waren de oorzaak van het ontstaan van moerassen, die later veengebieden zouden worden. De veenkussens waren niet alleen door overstromingen ontstaan, maar kennelijk ook door afvloeiing van vele zoetwaterkreekjes. Het kussen zelf lag toen namelijk hoger dan de rivieren van de Maas – Rijn Delta.
Omstreeks het jaar 950 kan men op een lijst van bezittingen bewaard in het archief van de St.Maartenskerk te Utrecht (zetel van de Bisschop van Friesland) vermeld zien “drie boerderyen te Soeten”.