Hazerswoude en Benthuizen
- Situatie en ontstaan van het dorp
- Het gemeentewapen
- Een beetje geschiedenis uit de grafelijke tijd
- De economische toestand van Hazerswoude aan het eind van de 15de eeuw
- Natveenderij en de gevolgen daarvan
- De Hervormde Kerk van Hazerswoude
- Benthuizen
- Eén gemeente: Rijnwoude
- Bronnen en verantwoording
Situatie en ontstaan van het dorp
De oudste kaart van Hazerswoude en omgeving uit 1573
Bewaard in de Koninklijke Bibliotheek van Brussel
Hazerswoude is ongetwijfeld één van de oudste dorpen in het hart van het Rijnland. In ieder geval was het in de 18de eeuw na Zoeterwoude het grootste dorp wat oppervlakte betreft. Het oppervlak van Hazerswoude bedroeg destijds 3484 morgen en 247 roeden, net na Zoeterwoude wat 3816 morgen en 250 roeden groot was.
Hazerswoude is gelegen ten zuiden van de Oude Rijn, in het oosten begrensd door Alphen aan den Rijn, in het westen door Zoeterwoude. Ten zuiden van Hazerswoude ligt Waddinxveen. Hazerswoude kent twee kernen: langs de Oude Rijn ligt Hazerswoude Rijndijk, verder van de Oude Rijn af ligt Hazerswoude Dorp.
Hazerswoude ontleent zijn naam waarschijnlijk aan de uitgestrekte wouden waarin veel hazelaarsbomen stonden. Regelmatig vinden we in de polders nog restanten van dit woud. Voorheen was het dorp vooral bekend als Haduard of Aduardswoude. Heer Aduard was vermoedelijk de be zitter van het jachtrecht in de grafelijke domeinen van Rijnland ten tijde van graaf Floris V. Ook is het mogelijk dat hij de eerste was die de ontginning van het grondgebied van Hazerswoude ter hand nam. Al van ouds wordt Hazerswoude in de volksmond ook wel Hazersouw genoemd.
Het gemeentewapen
Het oude gemeentewapen.
BRON: Groene Hart Archieven
Het gemeentewapen van Hazerswoude bestond voor 1816 uit een zilver schild, waarop diagonaal een zwarte balk van de linkerhoek naar de rechter hoek, bekleed met drie zespuntige sterren. Het werd op 20 februari 1816 door de ‘Hooge Raad van Adel’ vastgesteld, “Synde van Goud, beladen met een barre (balk) van Keel (geel), waarop drie vijfpuntige sterren van Goud”.
Een beetje geschiedenis uit de grafelijke tijd
De oudste bewoning van het gebied waar het dorp ligt dateert zeker uit de Romeinse tijd. Dit betreft dan een aantal locaties aan de Hoge Rijndijk, de voormalige Romeinse heerweg, gelegen.
De eerste vermelding van Hazerswoude dateert uit 1281, toen de graaf Floris V, een overeenkomst ondertekende, waarbij hij de ambachten Waddinxveen en Poliën en een groot veengebied ter ontginning uitgaf aan de zeer vermogende Heer Dirk van Teylingen, voor het enorme bedrag van 1333 pond Hollands. Het gebied grensde aan Hazerswoude (Haeswaerdwoude), Benthuizen, Zegwaart, Zoetermeer en Wilsveen. Heer Dirk van Teylingen heeft zijn ondernemingsgeest niet beloond gezien. Hij stierf op 7 november 1282 en zijn enige leenvolger, zoon Willem, overleed kort na hem, vermoedelijk op 1 januari 1283.
In 1284 voerde graaf Floris V een Handvest uit “waarby alle de geene welke eenige Landen zoo binnen als buiten Haezaerswoude woonende, Schat- en Beedegelden, Acker en Ackersgelden zoude betalen”. Om deze zware belastingregeling ontstond veel ongenoegen.
In 1356 gaf Hertog Willem van Beyeren, de nieuwe graaf van Holland, aan Hazerswoude toestemming, “een andere vryheid om te moogen uitwateren door Waddinxveen in den Yssel”. In 1367 deed de toen regerende Hertog Albrecht van Beyeren, graaf van Holland, een andere uitspraak, waarin bepaald werd dat “alle Poorters (burgers) van Leyde, met de bewooners van Haezaerswoude, voor haare Landen gelyke Lasten zouden draaghen, ten waare zy bewyzen konden dat dezelve voor Paaschen van dat Jaar, vry van Schat- en Beedegelden waaren geweest”.
In het jaar 1384 leest men in een Handvest waarin werd bepaald dat “alle Jaaren na dat de Ingelanden by Kerkgebooden opgeroepen waren, (dat) de Schatgaarders met meerderheid van Stemmen zullen moeten worden gekoozen, dat niemand die alzo gekoozen was de aanneeming daar van mag weigeren, dat zy alle Jaare na afkondiging in de Kerk, de Reekening openbaar in de Kerk moeten doen, en aan de Gerechte der Stad Leyde, daar van kennis te geeven, ten einde door dezelve een Commissie gezonden werde, om ten behoeve van de Leydse Poorters de Reekenig aan te horen”.
De economische toestand van Hazerswoude aan het eind van de 15de eeuw
Zowel in 1494 als in 1514 werd door de Graaf van Holland een onderzoek ingesteld naar de economische gesteldheid in de Ambachten van Holland en West-Friesland in verband met de herziening van de ‘Schilttaelen’, later ‘Verpondinghe’ (belasting) geheten. Een afvaardiging uit ieder dorp moest naar een bepaalde plaats komen om daar hun verslag uit te brengen. Deze onderzoekingen, alsmede de namen van de afgevaardigden, zijn tot heden toe bewaard gebleven in het Nationaal Archief (vroeger Rijksarchief) in Den Haag en zijn van zeer groot belang voor elke geschiedschrijver en voor iederéén die belangstelling heeft in de economische en sociale geschiedenis van ons land.
Het onderzoek van 1494 staat bekend als “Enqueste ende Informatie” en dat van 1514 eenvoudig als “Informacie”. Ik bespaar u de moeilijke Hollandse taal uit de 15de eeuw en wil het voor mijn lezers in huidig Nederlands weergeven:
“Op 12 Juni 1494 verschenen voor ons leden van de Commissie in de Stad Gouda geroepen en gedagvaart de volgende personen : Piet er Symonszoon, Rechter, 70 jaar; Claes Pieterszoon, Hoofd van het Gerecht, 27 jaar; Jacob Willemszoon, 41; Jan Dammaszoon, 34; buren van de voorgeschreven dorpen. Zij werden ondervraagt in betrekking met het onderzoek naar de economische toestand van Hazerswoude.
Er zijn nu in Hazerswoude honderd huizen, maar voor het overlijden van Karel de Stoute waren er honderd twintig woningen. Van de honderd huizen zijn er vijf en twintig die te weinig huur opbrengen.
Wat de handel betreft zeggen wij dat de bewoners zich bezig houden met het delven van turf en koeyen houden, zonder enige andere handel, welke sinds de dood van Hertog Karel zeker met een derde deel vermindert is.
Aangaande hun vermogen kunnen we zeggen dat die aanzienlijk minder is sinds het overlyden van Hertog Karel.
Van de oppervlakte van het dorp, die ongeveer 2910 morgen groot is, is zeker 900 onbruikbaar geraakt door het uitvenen en in plassen en moerasland verandert. Zeggen dat door alle belasting en diverse lasten, vele landeigenaren naar onbekende bestemming vertrokken zijn.
Dat de nijverheid en de woningen veel geleden hebben door de oorlog die er was met Woerden en Utrecht, toen zij door ‘vuur en zwaard’ getroffen waren. Eveneens in natte jaren heeft de dierstapel daar ook veel door geleden.”
Voor zo ver de “Enqueste ende Informatie” van 1494.
Achttien jaar later moest Hazerswoude opnieuw een verklaring indienen ter gelegenheid van “de Informacie”. In 1514 werden opgeroepen en ondervraagt Jan Pouwelszoon, pastoor, 27 jaar; Claes Pieterszoon, hoofd van het gerecht,48 jaar; en de ambachtsbewaarders Dirck Vranckezoon,52 en Jan Aertssen,46.
De commissie hield plaats in Leiden, op 11 oktober 1514. Uit het onderzoek bleek dat er nu honderd en elf woningen waren, elf meer dan achttien jaar daarvoor. Het aantal communicanten was ongeveer 400. Er wordt nog steeds geklaagd over te hoge belastingen, onder andere veroorzaakt door de deelname van het dorp aan de reparaties van de dijk bij Sparendam.
Wat de aktiviteiten van de Hazerswoudenaren aangaat, de ene helft hield zich bezig met veeteelt en het houden van koeien, terwijl de andere helft zijn brood verdient in het delven van turf, waar grote vraag naar was. Andere bewoners vonden werk in de elzenkwekerij en het weven van kaasdoeken.
Kaart van Hazerswoude uit 1610
Er wordt echter nog steeds geklaagd over de overlast van water, veroorzaakt door het onbeperkte uitvenen, waar door zeker een derde deel van het dorp in waterplassen was veranderd. Het onderhoud van de Hoge Rijndijk vroeg ook ieder jaar om enorme bedragen. Maar over het algemeen kunnen we zeggen dat de economische toestand in veertig jaar wat verbeterd was.
Het Handvest van 1384 werd in 1515 door Karel V en in 1567 door Philips II “geconfirmeert en bekragtigt”. Door een uitspraak door het Hof van Holland van 31 juli 1640 werd bovenstaand handvest opnieuw bevestigd.
Een wettelijke regeling van “Lasten en Verplichtigingen” vooral wat de op te brengen belastingen betreft, werd in 1587 overeenkomst gesloten tussen de Heer van Hazarswoude en de Schout en Schepenen. Vandaag zou men zeggen het college van burgemeester en wethouders.
Op 2 april 1590 werd een overeenkomst gesloten tussen de Burgemeester van Rotterdam en de Heer van Hazerswoude voor het graven en aanleggen van een doorvaart “door de Landscheiding en de Rhyn te maaken”. Waarmee de stad Rotterdam aanvaarde een “somma van 1000 Gulden, en daarenboven een oplosbare Jaarrente van 36 Guldens te betalen”. Alhoewel deze vaart nooit gegraven werd, heeft Rotterdam “thans echter nog de Jaarrente betaalt, met korting van 13 Guldens, zo dat alleen 23 Gulden betaald werd”.
Natveenderij en de gevolgen daarvan
In de zestiende eeuw nam het vervenen weer een uitgebreide vorm aan toen omstreeks 1530 het veenbaggeren (het zogenaamde slagturven) in gebruik kwam. Hierdoor verkreeg met sterk vermeerderde turfopbrengst. In tegenstelling met droogvenen, geschiedde het natvenen (of slagturven) door baggeren met behulp van een beugel of loet.
De bagger werd dan op een stuk droog land uitgespreid en nadat het vocht er was uitgezakt, gingen de vrouwen met plankjes aan hun voeten in zijwaartse richting al trippelend dit veen vaststampen. Daarna werd het veen met een scherpe spade aan lange smalle repen gestoken, die men ‘riemen’ noemde. Deze riemen werden vervolgens in in kleine stukjes verdeeld, die men ‘stikken’ noemde.
Dit slagturven was echter schadelijk want land maakte plaats voor water en door het dieper baggeren liep het naastliggende droge land gevaar, met als gevolg dat de ‘moerdijken’ braken waardoor veel land werd onderstroomd. In het midden van de zestiende eeuw vond er in de Hoogeveen bij Hazerswoude zulk een overstromingsramp plaats waardoor er “veel luyden, in den arbeyt synde, metten water belopen ende versopen”.
Een oude schoolprent met daarop een illustratie van het proces van slagturven
Door deze manier van uitvenen ontstand er ten zuiden van het dorp Hazerswoude, tegen Benthuizen aan, een grote waterplas en verminderde aldus de oppervlakte van gebruikbaar land. Op de kaart van Rijnland van 1687 blijkt het gehele gebied ten zuiden van het dorp een plas te zijn die zich uitstrekte tot aan de landscheiding met Schieland.
Het afvoer van overvloedig water, vuilnis, aarde en zand uit de Rietveldsche Polder werd door de Dijkgraaf en Hoogheemraden van het Waterschap Rijnland geregeld door maatschappelijke beslissingen genomen op 10 juli 1653 en 30 juni 1660.
In de achttiende eeuw werd hier en daar nog wel geveend, maar het bracht niet meer veel op. Langzamerhand ging men over op steenkool voor verwarming. Hazerswoude bleeft niettemin welvarend, want het werd in 1730 nog verkocht aan de familie Van Wassenaar voor 111.000 gulden, terwijl Alphen slecht de helft opbracht en Zuid-Waddinxveen maar het achtste deel opbrachten.
Kaart van Hazerswoude uit 1750
Het gezicht op de onvruchtbare waterplassen begon ten slotte onze voorouders de keel uit te hangen. De schouten en ambachtsbewaarders van Hazerswoude, Zoeterwoude, Benthuizen, Benthoorn, Hoogeveen en Noord-Waddinxveen besloten octrooi aan te vragen voor de drooglegging van de Noordplas. De toestemming werd in 1759 verleend.
Dat droogleggen was een gigantisch werk dat door zijn technische moeilijkheden eerbied afdwingt voor de moed en durf van een handjevol mensen. De Zuiderzee- en Deltawerken werden gefilmd, de droogmaking van de Haarlemmermeer bezongen, maar bij de droogmaking van het Hazerswoudse plassengebied moest men zich bepalen tot de ondervindingen van onze voorvaders en de kracht van de wind. De molen in de Rietveldse polder is daar nog een stille getuige van.
De gehele droogmaking werd in de jaren 1759 tot 1765 zonder ophef voltooid. Enkele kleine delen van de plas zijn buiten de droogmaking gebleven. Dit zijn de Watergang ten zuid oosten van het dorp en De Poel ten zuiden van de Nederlands Hervormde Kerk.
Toen in 1798 ook de Bent-, Delft- of Generale polder droog kwam, was het dorpsbeeld totaal veranderd. Als zwarte, brede en diepe lidtekens van het oude veengebied gaapten nu de nieuwe landerijen. De vrolijk zwaaiende molens daar en tegen verlevendigden het herboren Hazerswoude. De goudgele velden met oliezaad en graan, de uitgestrekte landen met aardappelplanten, hier en daar afgewisseld door groene weivlakten met grazend vee, zoals dat nog te zien is op de mooie video “Terug naar Hazerswoude” (verkrijgbaar in het Historisch Museum).
Het moet in die tijd een lust voor het oog zijn geweest van menige dorpeling, als hij zondags na kerktijd een wandelingetje maakte over de dijken. Men behoefde geen vrees te hebben voor de ‘dieren des velds’, want volgens de reglementen mochten op de dijken geen stieren en ‘ongeringde’ varkens lopen, terwijl naast de ‘acht- voet-wijde’ draaihekken en klaphekjes met om- en overtrede voor de wandelaars waren gemaakt.
In 1815 kwam de droogmaking van de Butterpolder tot stand, nadat de Staten van Holland en West-Friesland op 3 maart de periode van droogmaking met vijftien jaren hadden verlengd. In 1847 tenslotte ontstonde de polder De Kleine Droogmakerij, door droogmaking van het westelijk deel van de Westgeerpolder (waarin de Katpolder) en het ooste lijk deel van de Gemenewegse polder.
Met deze laatste werkzaamheden kreeg het Hazerswoudse polderlandschap het beeld zoals het er vrijwel tot heden ten dage nog uitziet.
De Hervormde Kerk van Hazerswoude
Hazerswoude heeft tot nu toe nog steeds een zeer landelijk aanzien behouden met uitgestrekte weilanden en boomkwekerijen. Aan de Rijndijk vond men vanouds kleiwarenfabrieken en enkele scheepswerven.
De mooie Dorpsstraat met zijn oude Raadhuis en vooral het plaatselijke Historisch Museum, opgericht en onderhouden door onze neef Cees Kroon trekt belangstellende bezoekers van “verre en dichtbij”. Het museum is ondergebracht in een uit circa 1630 daterend pand op de hoek van de Dorpsstraat 66 en de Torenstraat, in de schaduw, kan men zeggen, van de Nederlands Hervormde Kerk. Deze kerk is in 1664 door architect Pieter Post ontworpen.
De Hervormde Kerk van Hazerswoude
De huidige kerk werd gebouwd op de plaats van een middeleeuwse parochiekerk, die aan de Heilige Aartsengel Michaël gewijd was. Er was echter niet meteen voldoende geld beschikbaar voor de bouw van een nieuwe toren, maar het ambachtsbestuur verzocht toen aan de Ambachtsheer, Johan van Wassenaar, octrooi te mogen verlenen om te mogen heffen “tot laste van tappers van ieder tonne biers twaalf stuivers” en dat voor een periode van dertig jaar. De massieve vierkante toren van de nieuwe kerk steekt sinds die tijd hoog boven het einde van het middenschip uit en is een erkenningspunt voor de weide omgeving.
In 1657 stortte de middeleeuwse parochiekerk gedeeltelijk in. De schout en schepenen dienden een verzoek in bij de ambachtsheer van Hazerswoude, Johan van Wassenaar, om een nieuw kerk te mogen bouwen op dezelfde plaats. In dat zelfde jaar, op 27 december werd het door de Staten van Holland en West-Friesland goedgekeurd.
De vader van de ambachtsheer van Hazerswoude, Jacob van Wassenaar, die tevens ambachtsheer van Woubrugge was van 1638 tot 1658, was nauw betrokken geweest bij de bouw van de nieuwe kerk aan de Woudwetering in Woubrugge, waarvan Pieter Post eveneens de bouwmeester was. Johan van Wassenaar volgde in 1658 zijn vader op als ambachtsheer van Woubrugge en Hazerswoude en richtte zich natuurlijk tot Pieter Post om een ontwerp te maken voor een nieuwe kerk in Hazerswoude. Zeven jaar later was de nieuwe kerk voltooid.
Verscheidene restauraties van de kerk hebben plaats gevonden in 1793, 1827, 1840 en van 1946 tot 1948. De toren werd van 1981 tot 1985 ook restaureerd.
Toen deze restauratie voltooid was, werd begonnen aan de restauratie van het kerkgebouw, dat uitgevoerd werd onder de deskundige leiding van architect Bob van Beek. De restauratie van het totale kerkgebouw heeft het mogelijk gemaakt dat Hazerswoude in deze 21ste eeuw beschikt over een prachtige 17e eeuwse kerk. Een trots voor het dorp en voor de omliggende gemeentes van ons mooie Rijnland.
Benthuizen
Het voormalige dorpje Benthuizen maakt sinds 1991 deel uit van de gemeente Rijnwoude. Vroeger was het een apart dorp, gelegen enkele kilometers ten zuidwesten van Hazerswoude, en enkele kimometers ten noorden van Zoetermeer en ten westen van Boskoop.
Benthuizen ontleent zijn naam aan een harde ruige grassoort dat Bent werd genoemd en niet zo geschikt was om als voedsel voor het vee te dienen. Op deze plaats waar dit grassoort uitbundig was, even ten zuiden van de oude dorpskern van Hazerswoude, werden enkele huizen gebouwd, die aldus ‘Huyse op de Bent’, werden genoemden dat van lieverlede ingekort werd tot Benthuizen.
Op 10 februari 1796 werd Benthuizen aangegeven als groot zijnde 806 Morgen en 279 1/2 Roeden groot zijnde, dus ongeveer 650 hectares. In het begin van de negentiende eeuw was Benthuizen echter niet groter dan 695 Morgen (ongeveer 560 ha.). Dit als gevolg van uitveenderij.
In 1632 telde Benthuizen honderd huizen, terwijl een honderd jaar later, in 1732, nog slechts 37 huizen stonden. Ook dit was een gevolg van de uitveenderij. Aan het begin van de Franse bezetting in 1795, telde Benthuizen slechts 213 inwoners.
Benthuizen had als gemeentewapen een zilver schild met een diagonale rode balk van linksonder naar rechtsboven, waarop drie zespuntige gouden sterren. Gedurende de Franse tijd werd Benthuizen met Hazerswoude verenigd.
In Benthuizen heeft vroeger een kapelletje gestaan, die onder de kerk van Zoeterwoude behoorde. Aan welke kerkheilige deze kapel was toegewijd en het jaar van stichting is niet bekend. Eveneens is het onbekend wanneer hij aan de Gereformeerde (lees Hervormde) gemeente is overgegaan.
Het kapelletje was omstreeks 1790 zodanig vervallen dat de godsdiensten in particuliere huizen werd gehouden. In 1795 werd dit kapelletje gesloopt en een nieuw ‘proper kerkje’ opgericht voorzien van een toren.
‘Den Tooren heeft een vry groot spits en is van binnen met Uurwerk en een Klok voorzien’.
Rooms-katholieken die onder Hazerswoude behoorden, gingen voor hun kerkdiensten naar de kleine Rooms-Katholieke kerk in Hazerswoude-Dorp, die in 1797 was opgericht en voorheen dienst had gedaan als kerk voor de Doopsgezinden.
De inwoners van Benthuizen en Hazerswoude hielden zich vooral bezig met akkerbouw, veeteelt, boomkwekerijen en tuinderijen.
Eén gemeente: Rijnwoude
In 1991 werden de voormalige gemeenten Benthuizen, Hazerswoude en Koudekerk aan den Rijn samengevoegd en heet sindsdien Rijnwoude. Deze nieuwe gemeentenaam werd bedacht door Cees Kroon., oprichter en conservateur van het Historisch Museum van Hazerswoude, gelegen op de Dorpsstraat 66.
Het museum biedt een zeer rijke collectie voorwerpen en ansichtkaarten, krantenknipsels uit het verleden van Hazerswoude, en houdt regelmatig tentoonstellingen. Het is een bezoek zeer de moeite waard. Het museum is elke zaterdag geopend van 11:00 tot 17:00, plus op Koninginnedag en de Jaarmarkt eind augustus. Ook geeft het museum vier keer per jaar een interessante Nieuwsbrief uit.
Inlichtingen bij de secretaris: H.A.de Boer, Rijndijk 111, 2394AE Hazerswoude.
Bronnen en verantwoording
- Een artikel van Cees Kroon in het boek “Op pad langs Rijnlandse Dorpskerken” (blz.25-44).
Uitgave van de Stichting Rijnlanse Historiën, Alphen aan den Rijn, 1990. - Cees Kroon : een artikel over de geschiedenis van Hazerswoude in 1981, gepubliceerd ter gelegenheid van het 700-jarig bestaan van Hazerswoude sinds de oorkonde van Floris V. Cees Kroon : “De parochie van Hazerswoude in de Middeleeuwen”, Uitgave van de Stichting Historisch Museum Hazerswoude, Hazerswoude, 2001.
- L.van Ollefen en Rs. Bakker in “De Nederlandsche Stad- en Dorpsbeschrijver”, Amsterdam, 1799-1801
Parijs, 9 december 2003 – gewijzigd 10 mei 2005
Door Hans Arie Kroon, met de vriendelijke medewerking van Cees Kroon voor de aanvullingen, correcties en de toestemming voor het gebruik van zijn teksten.
U kunt contact opnemen met Hans Kroon door te mailen naar hanskroon@alphen.com